Main content

Onderzoek met behulp van de smartphone kan duidelijk maken wanneer iemand acuut risico loopt om zichzelf te verwonden in het dagelijkse leven. De smartphone zal de psycholoog nooit vervangen, maar zal in de toekomst wel kunnen helpen ingrijpen wanneer het nodig is.

Wat is zelfverwondend gedrag?

Personen die zelfverwondend gedrag (ZVG) stellen, brengen opzettelijke schade toe aan het eigen lichaamsweefsel zonder de intentie om zichzelf van het leven te benemen (International Society for the Study of Self-injury, 2018). Voorbeelden hiervan zijn: zichzelf snijden, krabben of slaan. Een groot misverstand is dat zelfverwonding dient om aandacht te vragen, terwijl het vooral een manier is om met negatieve gevoelens, gedachten, en/of stress om te gaan. Uit internationale cijfers blijkt dat één op vijf adolescenten en jongvolwassenen zichzelf ooit verwond heeft en in Vlaanderen geeft ongeveer één op tien van de jongeren aan zichzelf verwond te hebben het afgelopen jaar (Gillies et al., 2018; Kiekens et al., 2021). Hoewel er reeds heel wat onderzoek factoren (bv., depressieve gevoelens, gepest worden) in kaart gebracht werden, die kunnen helpen begrijpen wie risico loopt om zich te verwonden doorheen de adolescentie en jongvolwassenheid, weten we nog zeer weinig over wat maakt dat iemand een acuut risico heeft om zich te verwonden in het dagelijks leven. Als we echter ook in staat zouden zijn om de momenten in het dagelijks leven te detecteren wanneer individuen het grootste risico hebben om zichzelf te verwonden, dan zouden we interventies kunnen aanbieden wanneer dit het meest nodig is.

Wie loopt er risico en wanneer loopt iemand risico?

Hoewel beide vragen relevant zijn om zicht te krijgen op ZVG, vergen ze een verschillende benadering. Om te weten wie risico loopt in de hele populatie van adolescenten en jongvolwassenen focussen studies op het gemiddeld verschil tussen personen die zichzelf verwonden en leeftijdsgenoten die dit niet doen, om hier dan algemene conclusies uit te trekken. Zo werd bijvoorbeeld duidelijk dat jongeren die aangaven dat ze gepest werden, jaren later nog een hoger risico hebben voor het ontstaan van zelfverwonding. Dergelijke informatie is belangrijk voor beleidsmakers zodat er gericht aan preventie kan worden gedaan in scholen en in maatschappij.
Daarnaast is het echter klinisch ook relevant en belangrijk om te weten wanneer iemand een verhoogd risico heeft om zichzelf te verwonden in de komende minuten of uren, zodat interventies voor diegenen die reeds aan zelfverwonding doen op het juiste moment kunnen ingrijpen om het zelfverwondend gedrag te voorkomen. Zo toont eerder onderzoek aan dat het doorgaans tussen de één en dertig minuten duurt voor dat iemand overgaat van een drang tot zelfverwonding naar het effectief stellen van ZVG. Dat is snel. We moeten dus meteen kunnen ingrijpen wanneer het knipperlicht van groen naar oranje springt in het dagelijks leven, maar voor het op rood springt en het te laat is. Om te weten wanneer de drang tot ZVG getriggerd wordt, moeten we een beter zicht krijgen op de gevoelens en gedachten die een specifiek individu kwetsbaar maken voor ZVG in het moment zelf.

Hoe de smartphone het verschil kan maken

De psycholoog kan de therapiekamer niet verlaten om dit in kaart te brengen in het dagelijks leven. Tijdens een consultatie is het ook niet altijd makkelijk om hier een nauwkeurig beeld over te schetsen omdat de cliënt moet reflecteren over de afgelopen week, iets waarvan onderzoek aantoont dat dit sterk gekleurd is door hoe men zich voelt op dat moment. Door de recente ontwikkeling van Experience Sampling Methodologie (ESM ), dat helder wordt uitgelegd in een eerdere blog van Jeroen Weermeijer, kunnen we aan de hand van een smartphone nu wel meer zicht krijgen in de ervaring van gevoelens, gedachten en gedragingen in het dagelijks leven. Via vragen op de smartphone, die steeds in de broekzak zit, kunnen we dus proberen bepalen wanneer iemand acuut risico loopt.

Voor haar thesis dat onderdeel is van het DAILY-project aan de KU Leuven, werkte Elise Van Laere samen met haar promotor Dr. Kiekens en copromotoren, Prof. Dr. Germeys, en Prof. Dr. Claes, aan een studie die tot doel had om (1) meer inzicht te geven in welke gevoelens (bv. negatieve gevoelens zoals somber of geïrriteerd zijn) en gedachten (bv. piekergedachten of kritische gedachten over zichzelf) een grotere drang tot zelfverwonding triggeren in het moment zelf (2) en hoe dit verschilt tussen personen. De participanten in de studie kregen zes keer per dag, voor een maand lang, korte vragenlijsten naar hun smartphone gestuurd. Deze vragen peilden naar welke gevoelens, gedachten of gedragingen op dat moment aanwezig waren (bv., “Op dit moment, hoe sterk is de drang aanwezig om jezelf te verwonden zonder de wens om je leven te beëindigen?”).
De resultaten van drie casestudies maakte duidelijk dat de drang om zichzelf te verwonden alsook de negatieve gevoelens en gedachten, sterk fluctueerden over de tijd heen, zoals je kan zien op de figuur hieronder. Dit toont het belang aan van het intensief monitoren, aangezien de weergegeven variabiliteit onmogelijk is om te vatten via retrospectieve bevraging tijdens een klinisch interview. De zelfmonitoring heeft dus het potentieel om een betere grip te krijgen op hoe dynamisch deze gedachten en gevoelens zijn én hoe de fluctuaties samenhangen met een sterke drang om zichzelf te verwonden.

Noot. De volle lijnen tonen het fluctueren van de variabelen en de stippellijn toont het gemiddelde van de variabelen over de 28 dagen voor de drie patiënten.

Een tweede belangrijke bevinding van haar thesis was dat individuen sterk verschillen in welke gevoelens of gedachten de drang tot zelfverwonding voorspelden. Voor de ene persoon was dit het geval wanneer vooral negatieve gevoelens (bv. somber, angstig, onzeker) sterk aanwezig waren, waarbij de andere persoon meer drang ervaarde wanneer zowel negatieve gevoelens als piekergedachten sterk aanwezig waren. Dit toont aan dat wat maakt dat iemand kwetsbaar is voor ZVG uniek bepaald wordt door specifieke ervaringen, gevoelens en gedachten. Hiermee benadrukt het ook de noodzaak van gepersonaliseerde interventies op maat van het individu.

Een cliëntgerichte benadering is noodzakelijk

Ondanks dat de thesis maar een eerste beeld geeft (het DAILY-project is nog volop lopende), tonen de resultaten dat elke persoon uniek is in wanneer hij/zij risico loopt om een sterke drang te ervaren om zichzelf te verwonden. Hiermee hopen we het onderzoek en de klinische praktijk meer samen te brengen en aan te moedigen om een cliëntgerichte benadering aan te nemen. Een veelbelovende toepassing die hieruit voortkomt zijn mobiele interventies (ook wel Ecological Momentary Interventies of EMIs genoemd). Deze interventies behaalde reeds mooie resultaten in andere domeinen (bv., alcohol gebruik of schizofrenie) en hebben groot potentieel voor personen die zichzelf verwonden. Omdat deze interventies op maat gemaakt kunnen worden, kunnen ze de patiënt de juiste ondersteuning bieden op het moment wanneer dit het meest nodig is.


Geboeid door dit onderzoek en wil je graag de hele studie lezen? Aarzel niet om Elise Van Laere een mail te sturen (elise.van.laere@gmail.com).

Deze blog werd geschreven door Glenn Kiekens, postdoctoraal onderzoeker die het DAILY-project leidt (het Daila-project focust op het detecteren van acuut risico op zelfverwonding) en Elise Van Laere, masterstudent Psychologie die ook deel uit maakt van het DAILY-team.

Lees ook Wat bij onderzoek met suïcidale deelnemers?

 

 

  • Deel deze pagina:

Reacties:

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *