Clémence Lebbe getuigt over haar kwetsbaarheid en hoe ze die inzet als hulpverlener. Clémence is 34 en werkt momenteel zeven jaar als psychiatrisch verpleegkundige. Aanvankelijk, 4 jaar in de forensische sector, in een gevangenis met geïnterneerde mensen, vandaag in een mobiel team dat geïnterneerden begeleidt tijdens hun invrijheidstelling op proef.
Mijn vader heeft een borderline persoonlijkheidsstoornis, maar is van een generatie die daar geen diagnose (en dus ook geen hulp!) voor kreeg.
Mijn jeugd was hierdoor ontzettend onvoorspelbaar en emotioneel onveilig, waardoor ikzelf op dezelfde problemen in emotieregulatie botste. Toen ik 17 was zat ik meer dan een jaar in een jeugdinstelling. Ik automutileerde, gebruikte drugs en had hardnekkige boulimie.
Pas rond mijn 24 klauterde ik uit de gedragsproblemen en pakte ik de oorzaak aan. Een verschrikkelijk laag zelfbeeld, geen vertrouwen in volwassenen en veel, veel angst voor de toekomst.
Ik behaalde mijn diploma als psychiatrisch verpleegkundige en merkte dat ik hier plots een ontbrekende identiteit aan kon ontlenen.
Dat was een belangrijke stap. Tijdens het werken merk ik dat ik mijn kwetsbaarheid gemakkelijk kan aanwenden, niet zozeer letterlijk, wel doordat ik bepaalde interne processen heel snel kan waarnemen omdat ze mij zo bekend zijn. Een man die razend wordt, vlak voor hij moet verhuizen van afdeling, kan ik snel herkennen als iemand die zich kwetsbaar en afgewezen voelt en bang is voor het proces van afscheid.
In letterlijke bewoordingen vind ik het een lastige afweging, omdat ik merk dat andere collega’s die sensitiviteit evengoed kunnen hebben, waardoor de relevantie afneemt en omdat ik vrees dat ik de cliënt daarmee bijna druk opleg; ik kon het, jij moet het ook kunnen.
Ik gebruik mijn ervaring denk ik voornamelijk tijdens teamvergaderingen om reacties van cliënten toe te lichten of in te brengen hoe ik die interpreteer.
In mijn persoonlijke beleving is het vooral privé soms loodzwaar, misschien houdt dat verband met de ziekte borderline zelf. Wanneer ik thuiskom van een dag vol verantwoordelijkheden en in dienst staan van anderen, en de deur achter me dicht valt, ben ik de patiënte plots weer. Binnen symmetrische relaties kamp ik nog altijd met dezelfde angsten en twijfels, die ik binnen asymmetrische (en dus per definitie non-emotionele) hulpverleningsrelaties niet ervaar. De klap is eens zo zwaar omdat ik binnen de professionele context hiervan eventjes ontheven werd. Binnen mijn team spreken we hier open over, al is het vaak eerder oppervlakkig of lachend, maar thuis -is alles anders. Door me hier heel goed van bewust te zijn, hoop ik dit steeds te kunnen opvangen en mijn integriteit te behouden.
Collega’s zijn mijn barometers en ijkpunten.
Ik raadpleeg hen wanneer ik twijfel en zij kennen ondertussen mijn denkprocessen. Dat is zo onder alle collega’s, niet bij mij in het bijzonder, maar het is wel mooi dat het in ons team in een dermate genormaliseerde wijze kan, ook wat mijn borderline betreft. Ik geloof dat weinig mensen met borderline persoonlijkheidsstoornis durven spreken over hun ziekte, omdat ze als hulpverleners ook geconfronteerd worden met de tegenoverdracht die opgewekt wordt. Je voelt als het ware de weerzin tegen jezelf, gespiegeld in de andere. Dat kan ontzettend moeilijk zijn als je niet ver genoeg in je proces van acceptatie zit.
Zelf denk ik wel dat ik hier vrede mee heb. Ik weet dat ik dinsdagmorgen overtuigd kan zijn van het feit dat ik een hele slechte hulpverlener ben, dat ik altijd alles beter denk te weten, dat anderen er gek van worden en dat ik veel te impulsief ben geweest. En dat ik dinsdagmiddag weer een doorbraak kan hebben bij een moeilijke casus en gerustgesteld word. Jawel, je bent een goede hulpverlener en je bent onmisbaar.
Er is een vertrouwen, ook al is het een dagelijkse oefening, dat alles wel goed komt, zolang ik me focus op de komende 24 u en geen doem-toekomst bedenk.
Ik vind het flauw dat ik hier bijzondere nood aan heb, terwijl een ander dat misschien ook wel heeft, maar ik aanvaard, dat ik op vlak van behoeftes steeds urgenter ben dan een ander en daarmee basta. Ik kan er niks aan doen; dus maak ik er grapjes over tijdens vergaderingen. Dat werkt, ook voor mij.
Wil jij mee van gedachten wisselen over ‘de kracht van de kwetsbare hulpverlener‘? Schrijf je dan nog gauw in voor onze webinar van 12 januari om 19.00 u.
Reacties: