Kaat is psychosegevoelig. In dit blog vertelt ze over haar eerste psychose. Hoe ze die beleefde, hoe ze naar een afzonderingskamer gebracht werd, hoe zij die werkelijkheid interpreteerde, hoe de hulpverleners ‘duivels’ werden. Een mustread voor elke hulpverlener.
Trap op, trap af. Jachtig. Van boven naar beneden en terug. Mijn hart bonkt in mijn keel. Hijgend. Naar boven. Mijn hart klopt steeds luider en sneller. Mijn oren suizen. Boven betekent leven. Daar klopt mijn hart immers luider. Beneden betekent dood. Daar gaat mijn hartslag naar beneden. Er gebeurt vanalles rond mij. Vrienden die op me inpraten. Ik wil het allemaal niet weten. Ik wil naar boven. Daar zijn ze mij aan het reanimeren, denk ik. Ik zweef op het randje tussen leven en dood, denk ik. Ze zijn me aan het verliezen. Mijn vrienden hebben onze huisdokter Marleen opgebeld. Ik krijg een shot valium. Ik blijf jachtig. Weet nog steeds niet of ik nu naar boven of naar beneden moet. Ben nog steeds opgedraaid. In alle rust praten ze op me in. Ben bang om terug naar beneden te gaan. Ben bang voor de dood. Ik hoor in de verte een sirene. Marleen heeft een ambulance opgebeld. Dit is niet goed. Ze belooft me met me mee te gaan.
‘Ik wil leven’
Ik zit ondertussen weer beneden. Voel me kalmer. De valium doet zijn best. De ambulanciers komen binnen. Ik ga gewillig mee, voel me suf en wazig. Ik besluit mee te gaan. Goed dat die vertrouwde stem van Marleen me begeleidt. Ik moet gaan liggen in de ambulance, maar ik herinner me dat ik recht zit. Mijn vrienden en mijn man Koen lijken ondertussen ver weg. Is dit nu doodgaan? We vertrekken. Ze worden kleiner en kleiner. Ik leg me er bij neer dat dit nu de weg is naar de dood. Ik herken de weg die we afleggen. Hoe verder we rijden, hoe meer ik het gevoel krijg dat ik de dood tegemoet rijd. Maar ik wil nog lang niet dood, ik wil leven. Ben nog zo jong. 27 jaar. Het jaar 1999.
De sleutelbewaarster
In het ziekenhuis brengen ze mij naar een klein kamertje. Ik word met handen en voeten vastgebonden. Ik vecht. Dit wil ik niet. Probeer me los te rukken. Er komt een vrouw binnen. Ze heeft in mijn ogen een gigantische sleutelbos vast. Ze vraagt me of ik weet waar we zijn. Wie ik denk dat zij is.’ De sleutelbewaarster,’ zeg ik. Ik ben terug alleen. Nog steeds verzet ik me. Ik trek en sleur met mijn polsen en mijn voeten om me los te rukken.
‘Ze willen me dood’
Eindeloos lijkt dat te duren. De sleutelbewaarster komt terug binnen. ‘Waar zijn je sleutels?’ vraag ik direct. Die heeft ze nu niet bij. Ze vraagt me opnieuw of ik weet waar ik ben. Ik zit in het vagevuur. Ze gaat terug weg. Er komen 4 mannen binnen. Ze willen mijn gevecht onder controle houden. Ik vecht en vecht. Ik denk: dit wordt mijn hel. De rest van mijn dagen in dit kleine kamertje. De mannen zijn in mijn ogen de duivel. Ze kunnen me voor de rest van mijn dagen komen verkrachten wanneer ze maar willen.
In werkelijkheid zijn het 4 verplegers die me moeten komen bedwingen om me opnieuw een shot valium te geven. Ik vecht en vecht. Ze willen me dood.
Het laatste wat ik dacht toen ik helemaal suf geworden was: dit was het dan mijn leven. Ik leg mijn hoofd neer, sluit mijn ogen en val in slaap.
Lees ook de overige blogs van Kaat
Reacties: