Volgende week is het vaderdag. In deze blog vertelt Heidi, vertrouwenspersoon en pastor van een regionaal ziekenhuis, hoe zij het leven met haar vader die psychisch kwetsbaar is, heeft beleefd.
‘Geen gemakkelijk man’
Mijn vader was geen gemakkelijk man.
Je wist bijvoorbeeld nooit welk kleur de muur had.
Soms zei hij:
hij is toch mooi geschilderd in ’t groen.
’s Anderendaags vond hij het prachtig geel.
Als het rood was moest je oppassen.
Bij zwart wist je: er is geen zeggen aan.
Als het maar bij deze kleuren bleef,
maar hij kende alle kleuren van het RGB kleurenmodel,
nog lang voor het bestond.
Ik zag altijd een witte muur.
Als je miste van kleur,
moest je hem helemaal herschilderen met de juiste gekleurde woorden.
Als het bij ons weer eens over het kleur van de muur ging,
kroop je nog liever in een mollengat.
’T is moeilijk te praten met iemand,
terwijl je niet weer welk een kleur die ziet.
Iedere kleur is olie
op het vuur
vuurwerk is altijd het einde.
Zo snel mogelijk
stil
vertrekken.
Hopend dat het snel morgen zou worden
-een andere dag-
waarop de kleur van de muur niet zoveel belang had.
‘Je moet hem graag zien.’
Het doet wel wat met je gevoelens, zo een mens.
Het is je vader.
Je ziet hem graag.
Iedereen weet dat.
Na de zoveelste maal bij het overlopen van het RGB kleurenmodel,
bij het raden naar de kleur van de muur
weet je:
Het is je vader.
Dus je moet hem graag zien.
Dat is een algemeen gegeven, een geplogenheid.
Naar het schijnt weet iedereen dat
en je hoopt dat dat de juiste kleur van de muur is,
dat het nog meevalt als je er 2 puntjes rood minder hebt in gedaan,
dat je de muur niet moet herschilderen met zijn kleurwoorden.
‘Eigenlijk zou je willen dat het stil bleef’
Een mens raakt moe van zoveel schilderen.
Je zou al eens zwijgen.
Je woorden en gevoelens aanpassen aan een kleur die je niet ziet.
Vuurwerk heb je al meer dan genoeg gehad
en van al het roepend kabaal
doen je oren pijn.
Eigenlijk zou je willen dat het stil bleef.
Dus zeg je maar wat.
Liefst niet wat je diep van binnen voelt.
Dat zou belachelijk zijn,
en heel ongepast.
We waren het gewend en ook niet.
Laat ons zeggen
dat we leefden met zeer veel kleurgevoeligheid en liefst volledig blind.
‘Het lag nooit aan hem.’
Mijn vader reed graag met zijn fiets.
Soms viel hij,
meestal zonder veel erg.
Hij pakte daar een drankje of 20 voor,
wat het ontspannend maakte.
Als we het al wisten,
zei hij er niet veel over.
Het was het beste dat ook wij erover zwegen.
Het gebeurde dat het tegenviel,
zijn val
en dat de kliniek zich moest moeien,
een knie of een arm recht zetten.
Die keer kon je best vergeten.
Wat je vergeet,
weet je niet,
kun je niet zeggen,
is nooit gebeurd,
behalve de rekening betalen.
Om een of andere reden was die altijd te hoog.
Hoe het ook kwam:
het lag nooit aan hem maar aan iemand anders dichtbij.
‘Gevoelloos’
De laatste keer dat hij viel,
was hij bijna dood.
Maar het zou mijn vader niet zijn
als ook dat -net niet zo- was.
Het was deze keer niet zijn arm of knie
maar ergens vooraan in zijn hoofd te doen.
Je denkt:
nu onthoudt hij niet meer,
weet hij geen kleuren meer die wij niet zien.
Maar het werd nog erger.
Hij vergat alles behalve:
hoe hij je op de kast kon jagen
hoe hij je naar een mollengat kon doen zoeken
hoe dat hij jouw hart ineen kon doen krimpen tot je niet meer wist dat je er één had.
Je kunt je biezen pakken
of het -onverdraaglijke- blijven verdragen.
Maar je werkt en zorgt voor mensen.
Hoe kan je dat met manieren doen als je je eigen vader vergeet
en volledig –zonder toezicht- uitbesteedt?
Een mens blijft een mens.
Wie ben ik nog
als ik de moeilijkste man uit de familie de rug toekeer?
Het raakte niet rond in mijn hoofd.
Dus deed ik de was,
elke week.
Ik sloop zijn kamer binnen terwijl hij sliep
om zijn ongericht bombardement van bevelen en commanderen te vermijden.
Mijn hart was al genoeg gekrompen.
Een goede dochter voel je je niet,
een beetje gevoelloos,
op eigen lijfbehoud berekend.
Je weet dat je alleen bent
als je dat doet
je eigen keuze,
een beetje zot.
Liefde behoort allang tot het rijk der fabelen.
Plicht is het enige woord dat je recht houdt,
dat je nog verdragen kan
en de spiegel
die zegt: je mag nog naar jezelf kijken.
‘Welke kleur moet die kist?’
Op een dag sterft hij.
Je ontdekt dat hij nog altijd je vader is
en dat doet iets,
onbestemd,
niet blij,
niet droef.
Alleen hoe ga je hem nu begraven?
De vaste geplogenheden zijn weg.
Welke eer moet je hem bewijzen
en welke kleur moet die kist?
En ik,
ik ben moe.
Wil je meer informatie over Kinderen van Ouders met psychische problemen, kijk op onze website of surf naar https://familieplatform.be/kinderen-van/
Reacties: