Main content

Els Lambrecht is hulpverlener met cliëntervaring. Ze is schrijver en redactrice voor Spiegel, het tijdschrift van UilenSpiegel vzw. 

In deze blog vraagt Els zich af of ze hersteld is en wat herstel zijn dan precies betekent. Ze vraagt zich veel af.

Ze zeggen dat ik hersteld ben…

Maar wat is dat precies? Hersteld zijn? En als ik niet eens weet wat het is, kan ik het dan ook zijn? Het zijn vragen die ik me weleens stel. Ik ben Els, 39 jaar, een vrouw, (pleeg)moeder, hulpverlener, bestuurder van een actiegroep, projectmedewerker, zus, dochter, schrijver, schilder, redacteur en ik kreeg ook ooit een DSM-diagnose. Uiteindelijk werd mijn problematiek gelukkig vooral bekeken vanuit mijn jeugdjaren en mijn onvervulde kinderwens. Diagnoses werden daardoor minder belangrijk, de oorzaak van mijn problemen des te meer.

Ups en downs

We leven, en in het leven zijn er nu eenmaal ups en downs. Als je een ECG bekijkt, hebben we die ook letterlijk in ons hart. Als je daar een vlakke lijn hebt, ben je simpelweg dood. Trekken we dat door naar ons psychisch welbevinden, is dat toch ook zo? We zijn mensen, levende wezens, en in ons leven maken we allerlei dingen mee die ons beter of slechter doen voelen. Dingen die ons bijgevolg dus ook kwetsbaarder maken of net niet. Toen ik op mijn 17de een vriendin verloor in een verkeersongeval was ik meer kwetsbaar voor de krochten van ons aards bestaan. Toen ik mijn partner leerde kennen, kon ik juist veel meer aan. Maar goed, ik ben dus hersteld, althans dat zeggen ze. Maar als we gewoon leven en het leven ups en downs kent, kunnen we dan ook hersteld zijn? Of is het dan niet gewoon des levens?

Psychiatrisch patiënt of niet?

Effe kijken naar mijn problemen, op zich waren ze een reactie op redelijk wat trauma’s. Maar de afgesplitste kinddelen zijn nu geïntegreerd met mijn zogenaamde volwassen, doorleefde ik. Te bedenken dat ze me ooit zelfs té complex hebben genoemd om therapie te krijgen, kreeg ik bij de selecties voor het programma ‘Durf Te Vragen’ over psychiatrisch patiënten te horen dat ik niet mocht meedoen. Het was voor hen duidelijk dat ik geen psychiatrische patiënt was. Dat vond ik een vrij dubbele boodschap: langs de ene kant was ik blij dat ze dat zeiden, langs de andere kant vroeg ik me af wat voor idee ze dan wel moesten hebben over deze mensen? Nee, ik werd niet meer opgenomen, ik nam geen medicatie en ik had evenmin crisissen. Maar ik was toen wel in therapie bij een psychologe en ging maandelijks naar een psychiater. Het feit dat ik naar een psychiater ging, maakte me volgens de definitie toch een psychiatrische patiënt, niet dan? Tenslotte is de psychiater dan mijn arts en ik diens patiënt. Dat het zo duidelijk voor hen was, liet mij eerder met vragen achter.

De ziekte of de dokter?

Die psychiater liet ik ondertussen ook nog achterwege. Is dat dan hersteld zijn? Niet meer naar de psychiater gaan? Maar ik ga ook al lang niet meer bij de dermatoloog langs en heb nochtans wel nog steeds psoriasis. Wat maakt me dan dermatologisch patiënt? De ziekte of de dokter? Doorgetrokken, wat maakt iemand psychiatrische patiënt? De problemen of de dokter? Maar, hoor ik u zeggen, de delen zijn toch geïntegreerd? Dan zijn er toch geen problemen meer?

Goh, de gekwetste kinddelen werden wel degelijk geraakt tijdens de laatste vergadering van onze actiegroep. Dat gebeurt ook als ik in het dorp kom waar ik opgegroeid ben en met kerstmis bijvoorbeeld. Het gebeurde zelfs gisteren nog. Het grote verschil met vroeger is dat ik het nu voel, kan plaatsen en benoemen. Dat maakt dat ik er ook beter mee om kan gaan. Ik voel het, erken dat ik het voel en weet dat het eerder abnormaal zou zijn als zoiets me niet raakt. Dat maakt uiteindelijk ook dat ik nu tegen iemand gewoon kan zeggen dat ik het geen fijn gesprek vond omwille van bepaalde redenen en hierbij dus niet meer vanuit die kinddelen reageer. Dat wordt dan doorgaans ook echt wel begrepen, het zijn echt geen vreemde dingen die ik dan zeg.

Heeft niet iedereen gekwetste delen?

We zijn immers allemaal mensen en dus worden we allemaal gekwetst. Het enige verschil is vooral dat ze bij mij té aanwezig waren en zorgde voor een dissociatieve problematiek. Dus was het ‘té aanwezig zijn’ dan het probleem, maar niet de dissociatie op zich. Iedereen dissocieert tenslotte, alleen heb ik dat mechanisme iets te goed ontwikkeld en eenvoudig gezegd: té is zelden goed.

Is dat dan hersteld zijn?

Als er geen té meer is? En dat je daardoor de dingen kan voelen, toelaten, benoemen en ze kan plaatsen. Het maakt alleszins dat het minder heftig is… Maar als ik nu morgen het jongetje dat nu vredig in mijn armen ligt te slapen verlies door een ongeluk? En wat als ik me daardoor dan heel erg neerslachtig tot depressief begin te voelen, ben ik dan niet meer hersteld? Of is dat ook gewoon een doodnormale reactie op de downs in het leven? We zijn tenslotte geen robots zonder gevoelens, maar mensen die geraakt kunnen worden. En als iets doodnormaal is, bestaat herstel dan eigenlijk wel? Leven we dan niet gewoon ons leven met zijn bijhorende ups en downs én de bijhorende reacties daarop?

Ik vraag het me weleens af…


Lees ook Waarom een DSM-diagnose ziek maakt?

  • Deel deze pagina:

Reacties:

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *