Laura heeft een psychosegevoeligheid. Ze vertelt haar verhaal. Over de psychosen, over het herstel en over hoe ze trots is te zijn wie ze nu is.
Laura wie?
Ik ben Laura. De eerste barstjes in mijn geluk ontstonden in het jaar 2000, op de dag dat ik afstudeerde aan de middelbare school. Ondanks mijn mooie schoolresultaten, voelde ik me verschrikkelijk down. Er was een einde gekomen aan de mooie schooltijd in die kleine, beschermde cocon. Ik had niet het gevoel dat ‘de toekomst me toelachte’, zoals iedereen zei. Mijn start aan de universiteit verliep nochtans niet slecht, ik kon het eerste jaar al op kot en uit de colleges bleek dat mijn studiekeuze een schot in de roos was. Ik had altijd al een passie voor Nederlands, Engels, en Geschiedenis. En al die vakken kwamen dus samen in de studie Germaanse Talen. Ik was heel enthousiast en praatte over niets anders meer. Ik slaagde voor mijn eerste jaar, en mijn geluk kon niet op. Maar al snel kwamen er donkere wolken. Het tweede jaar kon ik niet meer op kot omdat het te duur werd. Mijn studiegenoten waren niet geslaagd en kozen een ander pad. Ik moest helemaal opnieuw beginnen en voelde me snel sociaal geïsoleerd.
Moeizame late jeugd
Ik hoorde steeds dat dit de tijd van mijn leven zou worden en dat je studieperiode veel van je toekomst bepaalt. Dus ik ging proberen om voor alles te slagen zonder herexamens, als eerste van de familie een universitair diploma te behalen, mijn eerste lief te krijgen, de eerste keer seks te hebben, vrienden voor het leven te maken,… Toen hier niets van gebeurde, voelde ik me ongelooflijk mislukt. Iedere keer als ik in een nieuwe sociale situatie terecht kwam, beeldde ik me in dat er neonreclame op mijn voorhoofd verscheen met de boodschap “Heeft geen vrienden!”. Iedereen pauzeerde samen maar ik zat apart. Ik miste lessen, slaagde daardoor niet voor mijn examens, en moest mijn tweede jaar opnieuw doen. Aan de universiteit verwacht men veel zelfstandigheid maar ik kon daar niet goed mee omgaan, ik had ook geen bevriende medestudenten dus ik kon me niet vergelijken met anderen. Ik verliet uiteindelijk de universiteit in 2006 zonder licentiaatsdiploma. Ik vond niet meteen een job daarna en in het midden van mijn kamer torende een enorme berg rommel die ik in de laatste maanden had verzameld. Volgens mij zat ik toen al in een depressie, die simpelweg niet gediagnosticeerd werd.
Drie jaar en een drietal interimjobs later zat ik opnieuw zonder werk. Misschien lag het aan de economische crisis. Ik had nog steeds geen relatie en geen nieuwe vrienden. Ik ondernam nauwelijks pogingen om werk te zoeken, noch om iets bij te dragen in het huishouden. Mijn moeder was ten einde raad en liet me via de huisdokter doorverwijzen naar een psychologe. Hoewel het niet echt klikte, bleef ik toch gaan, tot de psychologe uiteindelijk het contact verbrak. Iets wat ik erg kwetsend en onprofessioneel vond. Daardoor belandde ik opnieuw bij de huisarts, die schreef me Wellbutrin voor, dat is een antidepressivum dat vaak gebruikt wordt bij jonge mensen omdat het activerend zou werken. Kort daarna werd ik opgebeld door de VDAB, ze hadden een jobvoorstel voor mij. Ik solliciteerde en kreeg meteen de job, dat gaf me nieuwe energie. Ook de medicatie hielp, zo klauterde ik langzaam uit het diepe dal.
Andere job, andere baas
Het was 2011 toen ik aan het werk ging bij een firma in de luchthavensector. Er was een knappe en charismatische manager. In die tijd zag ik er een beetje anders uit dan nu, ik woog twintig kilo minder en kleedde me een beetje frivoler.
Ineens maakte die manager avances. Ik voelde me zeker en vast gecharmeerd, maar ook wel wat ongemakkelijk, dus besloot ik hem erop aan te spreken. Maar hij ontkende. Hij had namelijk een enorm ego, was heel gevoelig voor kritiek en had totaal geen gevoel voor humor. Ik was in de war en vertelde alles aan een vrouwelijke collega. Sinds mijn confrontatie ging mijn baas plots extra veel aandacht besteden aan mijn collega. Echt belachelijk, maar ik wou me er niets van aantrekken. Toch voelde het vervelend. De sfeer was erg gespannen want hij loog en manipuleerde voortdurend. Ik vroeg me af of hij een psychopaat was. Ik vreesde ook voor mijn ontslag, mijn job was toen echt het belangrijkste in mijn leven. Spanning en stress namen toe waardoor het bijna onmogelijk werd om fatsoenlijk te werken. Een week voor het einde van mijn proefperiode werd ik effectief ontslagen. Dat was een enorme shock.
Mijn collega’s zeiden dat ze mijn ontslag absoluut niet verwacht hadden en dat ze enkel positieve dingen over mij hadden gehoord. Aan het einde van mijn laatste dag werd ik plots bij mijn baas op kantoor gevraagd. Hij vertelde mij dat de reden achter mijn C4 was dat ik mijn “verkeerde interpretatie” over hem met andere collega’s had gedeeld. Ik antwoordde toen droog dat het waarschijnlijk niet de eerste keer was dat hij zoiets meemaakte. Ik verwees daarmee naar de geruchten die de ronde deden dat hij zelf ooit ontslagen werd door seks op het werk. Uit zijn reactie bleek dat ik een punt had, hij sprong bijna uit zijn vel. Een week later, op mijn dertigste verjaardag, kreeg ik van hem een persoonlijke sms met verjaardagswensen. Ik werd zo kwaad, wie stuurt er nu wensen naar een werknemer die hij net ontslagen heeft?
Vanaf hier begint mijn verhaal gelijkenissen te vertonen met een slechte B-film, maar ik kan alleen zeggen dat het echt gebeurd is. Toen ik ongeveer drie maanden later elders werkte, was er groot nieuws: we kregen een nieuwe directeur… Daar stond mijn vorige baas! Ik geloofde mijn ogen niet, ik had natuurlijk gehoopt om die nooit meer te zien. Al snel zette hij mijn collega’s tegen me op dus ik besloot dat het veiliger was om uit te kijken naar een nieuwe uitdaging. Die vond ik gelukkig ook, maar twee dagen vooraleer ik de kans kreeg om zélf mijn opzeg te geven, werd ik voor de tweede keer door hem ontslagen…
Derde keer, goeie keer?
Mijn ingesteldheid was “ander en beter”! Blij ontsnapt te zijn aan de flitsende luchthavensector kwam ik terecht in de biotechnologie en vond er mijn droomjob in een tof team. Maar ook déze manager flirtte met mij. Hoe is het mogelijk dat ik weeral in dezelfde situatie terecht kwam? Ik begrijp het nog altijd niet… Ik vond deze baas sympathiek en ging deze keer wel in op zijn avances. Hij begon me op te hemelen bij mijn collega’s, maar ik wou liever zoals iedereen behandeld worden. Op een drink stelde hij voor om samen een hotelkamer te boeken. Ik wist niet goed of het een grapje was, dus reageerde ik niet onmiddellijk. Uiteindelijk ging ik toch op zijn uitnodiging in, hij reageerde daar niet raar op of zo, dus ik dacht dat het in orde was. Op het einde van de avond wees hij me dan toch af op een bizarre manier. Ik was compleet in de war en sliep amper die nacht, ik dacht dat ik de hele situatie aan mezelf te wijten had. Waarschijnlijk had ik me vergist en alles verkeerd geïnterpreteerd.
Daarna maakte ik nog een grotere vergissing, ik vertelde hem namelijk over de situatie met mijn vorige baas. Ik dacht dat hij me op die manier misschien beter zou begrijpen. Maar zijn houding tegenover mij veranderde helemaal, de opdrachten die ik kreeg (of net niet meer kreeg) en het gedrag van bepaalde collega’s ook… Het werd duidelijk dat hij ons verhaal niet voor zichzelf had gehouden. Eerst sloot hij zijn mailbox af voor mij en kort daarna verwijderde hij me als vriend op Facebook. Ik dacht dat mijn volgend ontslag eraan zat te komen en dat ik voor de derde keer mijn job zou verliezen.
Die dag begint het verhaal van mijn psychose. Ik denk namelijk echt dat er die avond ergens iets geknapt is. Door die enorme spanning en stress kon ik niet meer slapen en verwaarloosde ik mijn werk. Telkens als ik iets besprak met mijn baas, leek iedereen direct op de hoogte. Sommige van mijn interpretaties gingen te ver en het werd moeilijker en moeilijker voor mij om het onderscheid met de realiteit te maken. Enkele voorbeelden:
Ik raakte ervan overtuigd dat mijn huidige baas contact had opgenomen met de vorige en dat er een complot bestond waar iedereen van wist behalve ikzelf.
Ik dacht ook dat mijn baas mijn mails las en controleerde. Dat denk ik vandaag nog steeds. Na een tijdje voelde ik dat ik mijn werk niet meer aankon. Dit kwam uiteraard door de psychose die ik toen had. Maar ik dacht toen gewoon dat ik onbekwaam was en dat het slechts een kwestie van tijd was vooraleer ik ontslagen zou worden.
Ik moest eens een lijstje voor de brandverzekering maken met alle waardevolle items. Het weekend erna passeerde ik met de fiets voorbij mijn werk, opeens ging heel luid het alarm af, ik schrok me rot. Ik dacht dat dit mijn fout was en dat mijn baas zou denken dat ik het gebouw in brand kwam steken. Onderweg kwam ik twee keer op verschillende plaatsen een man tegen met een zwarte t-shirt met daarop “security”, ik dacht dat die mij zochten. Toen ik de volgende maandag hoorde dat ze het brandalarm getest hadden, dacht ik dat dit deel was van het complot.
Op een werkdag zag ik twee collega’s in de gang praten terwijl ze naar een stadskaart van Leuven stonden te kijken. De ene vroeg aan de andere: “Hoe ver zou het zijn van De Brasserie tot Leuven Centraal?”. In De Brasserie gingen we na het werk regelmatig iets drinken en Leuven Centraal was natuurlijk de gevangenis. Ik raakte ervan overtuigd dat ze mij verdachten van iets ergs en dat ik in de gevangenis zou belanden.
Enkele collega’s met wie ik goed overeenkwam, merkten dat het niet goed met me ging en stelden voor om samen iets te gaan eten. Ze waren vrij expliciet over mijn baas. Ze raadden me aan om het contact met hem te beperken en me vooral op mijn werk te concentreren. Ze bedoelden het duidelijk goed, ze wisten natuurlijk niet dat ik al in een psychose zat… Ik was ten einde raad en ging op bezoek bij mijn huisarts om te vertellen dat ik niet meer sliep en gaandeweg kwam mijn hele verhaal eruit. Intussen had mijn moeder ook contact opgenomen met diezelfde huisarts om over mij te praten. Tenslotte was de conclusie van de huisarts: een psychose.
“Ik heb een psychose”
Het was juni 2013 en hoewel ik helemaal nog niet wist wat een psychose inhield, was ik opgelucht dat er tenminste een diagnose was. We konden nu op zoek gaan naar geschikte hulp. Ik werd voor enkele weken opgenomen op de crisisafdeling van een instelling, daar was gelukkig op dat moment een bed vrij. Ik kreeg er meteen medicatie (Zyprexa) en kwam langzaamaan tot rust. De positieve symptomen (de achterdocht, de stress, de oncontroleerbare gedachten) verdwenen snel, maar voor de negatieve symptomen (gebrek aan concentratie, onvermogen om problemen op te lossen) had ik nog een lange weg te gaan. In het ziekenhuis kreeg ik gelukkig veel bezoek en steun van mijn familie. Ik voerde lange gesprekken met de psychiater, de psycholoog en de verpleegkundige. Een psycholoog vroeg me hoe de psychose zich precies bij mij uitte, of ik nu paranoïde was of dat ik écht dacht dat alle mannen verliefd op mij waren… dat vond ik een zeer gênante vraag.
Hoewel de zorg op de crisisafdeling heel goed was, werd er in het begin nauwelijks gecommuniceerd over een mogelijke diagnose. Pas aan het einde van drie weken kregen we te horen dat er inderdaad “psychotische kenmerken” waren en dat mijn intelligentie (het vermogen om nieuwe dingen te leren) tijdelijk was afgenomen. In augustus ging ik naar een algemene afdeling om dagtherapie te volgen.
Het plan was om in oktober weer te gaan werken, maar een nieuwe crisis diende zich aan. Ik werd overweldigd door een combinatie van stress, angst, depressie en nam vervolgens, toen ik alleen thuis was, een overdosis Xanax. Gelukkig was ik nog genoeg bij bewustzijn om zelf een ambulance te bellen. De ochtend na mijn overdosis moest ik terug naar de algemene afdeling, maar dan in volledige opname. Daar leerde ik dat een psychose vaak gevolgd wordt door depressie dus dat verklaarde wel veel… Hoewel ik daar op dat moment weinig aan had want ik voelde me miserabel en alleen. Ik heb toen ‘s middags aan een verpleegster een keukenmesje gevraagd om een appel te schillen. Daarmee probeerde ik in mijn polsen te snijden. Na dit voorval moest ik verhuizen naar een gesloten afdeling. Het verblijf op de gesloten afdeling stond echter in schril contrast met dat op de crisisafdeling. Ik kwam er die namiddag aan, maar er was niemand om mij op te vangen. Ik stond in de gang en vond die sfeer en de patiënten daar zo naargeestig, er hing ook een heel onaangename geur. Ik zei dat ik terug naar huis wou gaan. Achteraf gezien begrijp ik wel dat niemand dat toeliet, maar voor mij was het toen totaal onbegrijpelijk en onaanvaardbaar dat ik ergens vrijwillig was binnen gegaan, maar er niet vrijwillig buiten mocht. Ik stond te huilen op de gang en ik werd onmiddellijk omsingeld door vier personen die mij in bedwang wilden houden. Ik was niet hysterisch, ook niet agressief, en toch kwamen ze aangelopen om een potje pillen in mijn mond te gieten. Dus als iemand verdriet heeft is hun eerste reflex om een dosis pillen toe te dienen? Ik had de dag ervoor een overdosis pillen genomen en het antwoord is om me nog meer pillen te geven? Het was een behoorlijke dosis want ik was buiten westen tot de volgende morgen.
Toen ik wakker werd, voelde ik me eenzamer dan ooit. De dagen erna ook want ik kon er niemand aanspreken. Niemand gaf me wat uitleg of perspectief. Er was alleen maar verveling, eenzaamheid en wanhoop. Het enige wat ik deed was constant van de ene muur naar de andere lopen. Volgens mij zou een patiënt zich moeten bezighouden met de vraag “Hoe word ik beter?”, maar in deze omstandigheden dacht ik alleen maar “Hoe kom ik hier weg?”. Mijn familie steunde me en kwam vaak op bezoek, maar ook zij kregen geen uitleg, zij zeiden dan maar tegen mij: “Werk maar gewoon mee zodat je hier hopelijk zo snel mogelijk weg kan.” Ik dacht “meewerken? Ok dan… Maar aan wat?” Niemand stelde mij daar de toch wel fundamentele vraag: “Waarom heb je dat gedaan”. Niemand kon me vertellen wat nu precies het gewenste effect was van die medicatie die ik nam. Niemand vroeg me ooit om feedback: “Die medicatie, werkt die wel?” of “Hoe voelt ge u?” Het personeel op de A-afdeling was in mijn ogen koud en afstandelijk. Op een dag vroeg ik aan een verpleegkundige of ze niet even die wonde aan mijn pols wou zien. Ze zei “nee” en ze duwde me weg. Ik wou daar niet mee pronken ofzo, ik wou gewoon dat ze een aanleiding had om te vragen hoe het met me ging. Ook was er eens een verpleegkundige die me leek uit te lachen. Op de B-afdeling was er nog steeds niemand om mee te praten, maar daar waren ze tenminste al wat vriendelijker. Niemand gaf me ooit een tijdsperspectief over hoelang mijn verblijf daar zou zijn. Voor hetzelfde geld zat ik daar nog maanden vast, zonder iets te doen. Ik bleef uiteindelijk twee weken op de gesloten afdeling en mijn symptomen zijn vanzelf over gegaan… Ik heb nooit geweten hoe of waardoor.
Een nieuwe weg inslaan
Na verschillende weken op de algemene afdeling ging het stilaan beter met me. In december wilde ik weer starten met werken en nam ik contact op met mijn baas. Deze was in eerste instantie vriendelijk, maar stelde toch voor of ik niet beter ergens anders zou beginnen, want “Tja, je bent nu al enkele maanden ziek en de mensen willen liever iemand anders” en “leer er misschien iets uit?”. Hij stelde voor dat ik beter zelf kon kiezen voor iets anders want “een ontslag, dat is psychologisch toch niet zo goed hé”. Wat een meevaller dat hij zo met me begaan was? En hoe oprecht! Compleet ongeloofwaardig…
Lang ben ik niet bij de pakken blijven zitten en vanuit het ziekenhuis begon ik te solliciteren. Solliciteren was ook niet gemakkelijk zonder positieve referentie. Daarom nam ik in juni 2014 contact op met een ex-collega met een hogere functie, we spraken af, hadden een goed gesprek, en hij was bereid om me een goede referentie te geven voor alle toekomstige sollicitaties.
Na die periode kreeg ik ook meer inzicht in de samenloop van omstandigheden die ervoor gezorgd hadden dat alles zo uit de hand gelopen was. Dat had natuurlijk niet enkel te maken met de mannen in kwestie, en zelfs niet alleen met mijn psychosegevoeligheid, maar vooral met de hele context. In die periode was ik namelijk sociaal geïsoleerd, ik had geen vriendenkring en wilde me de hele tijd sterk houden voor mijn familie. Ik had geen vaste vriend of andere mannelijke vrienden. Ik had ook geen slimme vriendinnen die me konden waarschuwen. Dat was gewoon allemaal afwezig, waardoor ik me echt heel alleen voelde. Mijn werk was letterlijk het enige wat ik had. Ik hoopte in mijn laatste baas een maatje te vinden, wat eerst ook echt zo leek, maar dat bleef uiteraard niet zo… Het was ook niet zo dat ik te naïef was om te begrijpen waar die mannen écht op uit waren, ik had dat op den duur wel door, maar wilde het niet onder ogen zien. Ik had toen gewoon zoveel behoefte aan vriendschap en liefde dat ik het op de verkeerde plaatsen ging zoeken.
Die psychose is een speciaal onderdeel van mijn leven omdat ik ervan overtuigd ben dat mijn persoonlijkheid erdoor is veranderd, zowel in positieve als in negatieve zin. Enerzijds heb ik er een concentratiestoornis aan overgehouden waardoor ik mijn oude job – voltijds administratief werk – moeilijk terug kan uitoefenen. Anderzijds ben ik veranderd van een echte huismus en leesbeest naar iemand die elk weekend weggaat en een bruisend sociaal leven heeft. Ik ben fier op wie ik ben geworden en ben nu vrij onverstoorbaar. Ik heb me onder andere aangesloten bij een activiteitenvereniging voor singles. Van daaruit heb ik een nieuwe sociale kring uitgebouwd.
In 2015 besloot ik om mijn ervaringen met andere mensen te delen en te helpen. Ik ging Psychiatrische Verpleegkunde studeren. Ten tweede bouwde ik mijn medicatie (antipsychoticum Abilify en antidepressivum Cymbalta) af. Geen van beide bleek een groot succes. Een psychose kan blijkbaar ook ontstaan door positieve stress. Ik was namelijk verliefd geworden op een docent in de opleiding, een getrouwde man van rond de vijftig jaar. Ik raakte er zo van ontregeld dat ik mijn stage en examens moest uitstellen. De daaruit voortvloeiende examenstress en acuut slaapgebrek – een groot risico voor iemand met psychosegevoeligheid – zorgde voor een nieuwe opname en heropstart van een behandeling met antipsychoticum. Hoewel ik snel herstelde, stopte ik met de studie, onder andere omdat het spaak liep op stage.
Heden
Momenteel (2019) beschouw ik mezelf als hersteld op verschillende vlakken. Ik neem trouw mijn medicatie en heb een goed zorgnetwerk via VRINT in Leuven, plus een stabiel familiaal en sociaal leven. Sinds een jaar ben ik halftijds aan de slag als medewerker patiëntenadministratie bij een wijkgezondheidscentrum in het Leuvense, waar ik reeds actief was als vrijwilliger. Het is een toffe organisatie, met een heel open sfeer en constructieve manier van samenwerken. Ik hoop er nog lang aan de slag te blijven, hopelijk met uitbreiding van taken en uren.
In mijn vrije tijd probeer ik met mijn herstelverhaal (toekomstige) hulpverleners bewust te maken van de herstelvisie. Zo ben ik al gaan spreken voor de studenten verpleegkunde van UCLL (hogeschool Leuven), heb ik meegewerkt aan enkele opleidingsdagen voor jonge maatschappelijk werkers via het UPC Kortenberg, heb ik deelgenomen aan de Patient Centricity Day van Janssen Pharma in Beerse, en staat er momenteel een project op de agenda in samenwerking met het Sint Franciscus voor Verpleegkunde in Leuven. Elke twee maanden op zaterdag begeleid ik ook de psychosegroep van de patiëntenvereniging UilenSpiegel in Leuven.
Ik zou willen samenvatten met: het leven blijft verrassen, in positieve en negatieve zin, maar ik heb het gevoel dat ik het nu wel aankan!
Laura’s herstelverhaal verscheen ook op www.resetverhaal.be