Julie Beirens is ervaringsdeskundige, schrijfster en vaste blogger voor PsychoseNet. Ze deelt haar ervaring en schrijft over schaamte na een manische periode.
Het is ochtend. Met een kop thee in de aanslag ontgrendel ik mijn smartphone. ‘Je hebt herinneringen om op terug te kijken’, weet Facebook me te vertellen. Ik voel mijn hart in mijn keel bonzen. Wat zal ik nu aantreffen?
Ik was mezelf niet
Ik open de herinneringen en word onmiddellijk vijf jaar in de tijd terug gekatapulteerd. Op één dag tijd zette ik een zestal zaken op Facebook waarvoor het schaamrood nu naar mijn wangen stijgt. Ik was manisch. Een bitch. Manisch ja, maar ook een bitch. Terwijl ik doorgaans best lief ben, was ik dat toen niet. Want ik was mezelf niet, ik was manisch. Heel erg manisch.
Een week eerder startte ik met een bachelor in de journalistiek. En al snel sloegen de stoppen door. Amper slapen, amper eten, mezelf amper begrenzen en helemaal op hol slaan. Ik voelde me fantastisch, superieur, en ik zou de journalistieke wereld helemaal op z’n kop zetten door mijn uitmuntende en superieure kwaliteitsjournalistiek. En iedereen die het hier niet mee eens was kreeg onherroepelijk de volle, verbale lading. Ik was niet ziek, ik had geen probleem. Het probleem lag bij de ander. Ze waren gewoon jaloers op het talent dat zij niet hadden.
Zo ging het eraan toe in mijn hoofd
Ik was dus overduidelijk manisch. Achteraf gezien was dit niet het ergste voor mij. Als ik er nu op terugkijk. Het moeilijkste zijn de gemene en ronduit beschamende zaken die ik een ander aandeed. Ik was een losgeslagen paard en schopte en stampte alles en iedereen om me heen. Want de mensheid was mijn vijand. Zij wilden me pillen doen nemen, medicatie inspuiten. Medicatie waarvan ik dacht dat het de creativiteit uit mij zou zuigen. Dit kon niet. Ik had mijn creativiteit nodig. Het was één groot complot.
Schaamrood
Naast mijn psychotische kwetsbaarheid ben ik ook met chronische pijn ‘gezegend’. Zo leerde ik ook veel andere mensen kennen met allerlei vormen van chronische pijn. In een gezonde geestestoestand ben ik best lief en meegaand. Alleen was ik dit in manische tijden niét. Mensen die niet zo ‘geniaal’ en ‘sterk’ waren als ik, dat werden ‘arme ikjes’. Ik had dus het lef om mensen met zo’n intens lijden gewoonweg ‘arme ikjes’ te noemen. Omdat ik mij in mijn manische zelf zo sterk vond. Het schaamrood treedt nog steeds op mijn wangen als ik hieraan terugdenk. Wie was ik om mensen hun draagkracht in twijfel te trekken?
Als ik het opnieuw kon doen…
Zo waren er heel wat relletjes door mijn vreselijke uitspraken, voornamelijk online. Ik gedroeg me als iemand die ik niet was, die ik niet ben. Dit wil ik nog heel graag onderstrepen. Als ik het opnieuw kon doen dan deed ik het anders. Maar nu kijk ik terug op een periode in mijn leven waarvan ik nog steeds denk: ‘dit was niet oké’. Maar ik ben Julie. En nu gaat het beter met me. En ben ik best zachtaardig. En nu doe ik het beter.
Vergeef je me?
Lees ook:
Jammer genoeg zeer herkenbaar.
Bedankt voor het delen, het sterkt me te lezen dat ik niet de enige ben.