Over de oorzaken van manisch-depressiviteit is de kennis vooralsnog beperkt, maar er zijn duidelijke aanwijzingen dat het gaat om een samenspel van genetische kwetsbaarheid, factoren in de ontwikkeling van het individu, en uitlokkende psychosociale factoren voorafgaand aan een episode.
Familieonderzoek, tweelingstudies en adoptiestudies hebben aangetoond dat genetische factoren een belangrijke rol spelen bij het ontstaan van bipolaire stemmingsstoornissen. Hoe dat precies zit, is nog onduidelijk. De overerving is multigenetisch (er zijn meerdere genen betrokken) en complex en er zijn vooralsnog veel open vragen.
Erfelijkheid en een kinderwens
Mensen die de diagnose bipolaire stoornis hebben, informeren vaak naar de erfelijkheid van de aandoening wanneer ze een kinderwens hebben. Statistisch gezien is de kans dat een kind later een depressie of bipolaire stemmingsstoornis zal ontwikkelen ongeveer twintig procent wanneer één van de ouders dit hebben (gehad). Indien beide ouders een stemmingsstoornis hebben neemt de kans verder toe.
Het advies dat gegeven wordt over het ‘wel of niet kinderen krijgen’ hangt af van meerdere factoren, zoals de kans op een terugval en de verwachte ernst ervan. Daarnaast is het ook belangrijk om na te gaan in hoeverre een zwangerschap en het ouderschap een te grote belasting kan vormen voor de ouders en wie uit de omgeving kan ondersteunen.
Uitlokkende factoren
Episoden kunnen optreden na een stressvolle gebeurtenis, maar ook zonder duidelijke aanleiding. Veranderingen in het dag- en nachtritme, bijvoorbeeld door ploegendiensten, doorwaakte nachten, en jet-lag, kunnen manie of depressie in de hand werken. Ernstige wisselingen in stemming kunnen net als bij psychose ook uitgelokt worden door een lichamelijke ziekte of het gebruik van alcohol, drugs, of geneesmiddelen.