In de vroege fase ervaar je klachten, die je niet meteen kunt thuisbrengen. Ze kunnen vanzelf weer weggaan, lang hetzelfde blijven, maar ook verergeren richting een psychose. Het kan dus alle kanten op.
Klachten in deze fase zijn nog geen aanleiding tot grote paniek of drastische maatregelen. In deze vroege fase veranderen er subtiele dingen in je gedrag. Je blijft bijvoorbeeld vaker op je kamer, je mist afspraken, je doet een beetje vreemd, of je doet onlogische uitspraken. De omgeving heeft dit meestal eerder door dan jij. Het is belangrijk om signalen uit je omgeving serieus te nemen en je vroege symptomen te bespreken met mensen die je vertrouwt.
Dit zijn een aantal typische voorbeelden van vroege symptomen:
- Je bent in jezelf gekeerd;
- Je trekt je terug uit gezelschap en relaties;
- Je praat in jezelf;
- Je verwaarloost jezelf: je blijft in bed;
- Je hebt rare gedachten;
- Je hebt onlogische gedachten of doet onlogische uitspraken;
- Je bent argwanend en wantrouwend;
- Je hebt het gevoel dat je signalen krijgt via media of mensen;
- Je hebt het gevoel dat je bestuurd wordt;
- Je hebt het gevoel dat er machten of krachten aan het werk zijn;
- Je studie, werk of hobby’s gaan achteruit;
- Je vertoont onlogisch gedrag;
- Je bent sneller geïrriteerd en je wordt boos om onverklaarbare redenen;
- Je hebt depressieve gevoelens;
- Je praat vaak over de dood;
- Je bent heel uitgelaten, opgewonden en hyperactief;
- Je hoort, voelt, ruik, proeft, ziet dingen die er niet zijn;
- Je bent hyperbezorgd of angstig;
- Je bent rusteloos;
- Je raakt snel overprikkeld;
- Je slaapt slecht.
Onverwacht
Wie nog nooit een psychose heeft gehad, zal deze psychose niet zien aankomen in deze vroege fase. Het typische gedrag dat eraan voorafgaat, is achteraf pas te duiden. Met de verkregen inzichten kan je in het vervolg sneller een inschatting te maken of er tekenen zijn van lichte (dreigende) ontsporing.
Ken jezelf
Een naderende ontsporing kan je in deze fase goed bijsturen wanneer je zelf én de omgeving hier goed op inspelen. Je kan in dit stadium een naderende psychose voorkomen als je jezelf goed kent en weet op welke signalen je moet letten; als het je lukt om hulp te vragen; en als je voldoende regie weet te nemen over je leven.
Bijsturing
Vroege symptomen hoeven niet te betekenen dat je een psychose ontwikkelt. Wel is het goed om deze signalen serieus te nemen door in je dagelijkse leven op verschillende terreinen bij te sturen. Deze vorm van eigen regie kan zijn:
- Het beter structureren van je dag- en nachtritme;
- Het doen van ontspanningsoefeningen;
- Een gesprek voeren met je huisarts of hulpverlener;
- Bij slaapproblemen: het starten met lichte slaapmedicatie;
- Het preventief starten van antipsychotica (indien je al eerder een psychose hebt gehad),
- Afspraken maken met school, werk en thuis, om jezelf minder te belasten;
- Het uitvoeren van ontspannende en leuke activiteiten die afleiding bieden.
Symptomen kunnen van persoon tot persoon verschillen
Vroege symptomen duiden niet per se op een psychose, ze komen veel voor. De meeste symptomen zijn ook onderdeel van ‘gewone’ angst, een depressie, of een hypomanie. Bij een hypomanie ben je meer uitgelaten dan normaal en bruis je van de energie. Deze symptomen kunnen vanzelf weer verdwijnen, bijvoorbeeld als je een aantal nachten goed hebt geslapen. Als je angst- of depressieve klachten afnemen, verdwijnt ook de kans op een psychose. Achteraf heb je dan misschien het idee dat je een soort milde depressie hebt gehad. Dat is wat de meeste mensen ervaren die milde psychotische symptomen krijgen. Milde symptomen kunnen zelfs jaren aanhouden zónder dat er ooit een echte psychose ontstaat met hallucinaties, wanen en andere symptomen.
Van milde symptomen naar psychose
Worden vroege symptomen heftiger, dan kan er een psychose ontstaan. Meestal ontstaat een psychose door een directe aanleiding met veel stress, angst of andere emoties. Op zo’n moment ontstaat er ineens een verergering van symptomen.
Voorbeeld
Een jongedame is net op zichzelf gaan wonen in een grote stad. In het begin trok ze er veel op uit. De laatste tijd voelt ze zich angstig en trekt ze zich na haar werk terug op haar kamer. Ook slaapt ze slechter en heeft ze af en toe wat vreemde gedachten. Ze denkt dat haar huisgenoten haar niet mogen en dat ze achter haar rug om de huisbaas willen omkopen, zodat ze het huis uit moet. Ergens beseft ze dat dit niet de werkelijkheid is, maar de vreemde gedachte gaat ook niet weg. Op een avond hoort ze een stem, alsof deze uit een andere kamer komt. Ze besluit de dag erna een afspraak te maken met de huisarts, waarbij ze in ieder geval haar slaapproblemen bespreekbaar wil maken.
Hoe het verloop er vervolgens uit kan zien, lees je in Fase 2: Overweldigd zijn door de psychose.