Veel informatie over schizofrenie is inmiddels achterhaald, maar het wordt nog steeds verspreid. Wat is schizofrenie wel, en wat niet? Waar komt de diagnose schizofrenie eigenlijk vandaan?
Wat is schizofrenie?
Heb je al eens eerder informatie over schizofrenie opgezocht? Grote kans dat je gelezen hebt dat het om een ernstige psychiatrische hersenziekte gaat. Misschien heb je ook wel eens gehoord dat het met een gespleten persoonlijkheid te maken heeft, en dat mensen met schizofrenie gevaarlijk en onbetrouwbaar zijn. Dergelijke informatie is inmiddels flink achterhaald, maar wordt nog steeds verspreid. Hoe komt dat?
De geschiedenis van ‘schizofrenie’
De term ‘schizofrenie’ werd in 1908 voor het eerst geïntroduceerd door de Zwitserse psychiater Eugen Bleuler. Het woord schizofrenie komt van de Griekse woorden schizein (splijten) en fren (geest), wat je ruwweg kan vertalen als ‘gespleten geest’.
Toen Bleuler deze term introduceerde voor mensen met psychotische verschijnselen wilde hij daarmee aangeven dat er bij schizofrenie een scheiding is tussen verschillende functies van de geest zoals het geheugen, denken en waarnemen. Niet dat het om meerdere persoonlijkheden ging.
Dementia praecox: schizofrenie als vroegtijdige dementie
Psychiater Emil Kraepelin sprak in 1893 al over dementia praecox (vroegtijdige dementie) wanneer hij het over psychotische patiënten had. Hij ging er vanuit dat dementia praecox een hersenaandoening was die op dementie leek, maar in tegenstelling tot bijvoorbeeld de ziekte van Alzheimer al op veel jongere leeftijd kon ontstaan.
Bleuler stapte van het dementia praecox concept af toen hij erachter kwam dat sommige patiënten van hem opknapten in plaats van achteruitgingen. Dit was bij patiënten met dementie nooit het geval, dus moest het wel om een andere aandoening gaan en stelde hij de nieuwe term schizofrenie voor.
Schizofrenie als diagnose in de DSM
In de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM) – het meest gebruikte classificatiesysteem voor psychische aandoeningen – wordt schizofrenie grofweg omschreven als een aandoening die wordt gekarakteriseerde door psychotische episoden ‘waarbij de patiënt het vermogen om de realiteit te toetsen verliest’.
De keerzijde van de DSM
De DSM was ooit bedoeld als praktisch hulpmiddel voor artsen en psychiaters, om te zorgen dat ze het over hetzelfde hadden wanneer ze de klachten van een patiënt bespraken. Voordat de DSM, nu ruim 60 jaar geleden, werd ingevoerd gebruikte elke psychiater zijn eigen definitie en dat leidde soms tot grote verwarring. Want was een patiënt nou psychotisch, neurotisch, of hysterisch? En wat werd daar dan mee bedoeld?
Hoewel vanaf begin af aan opgemerkt werd dat DSM-diagnoses niet als vaststaande ziekten moesten worden gezien maar vooral als onderlinge afspraken en concepten, worden ze steeds vaker wel als zodanig geïnterpreteerd.
‘Het staat in de DSM dus het bestaat’
De aanname dat ziekten bestaan omdat ze in de DSM staan beschreven, is een grove misinterpretatie van waar de diagnoses ooit voor bedoeld zijn: als hulpmiddel en ter ondersteuning bij de behandeling van iets dat vele male groter is dan dat ene woord.
Bij bijvoorbeeld een gebroken been werkt gestandaardiseerde diagnostiek prima. Je vinkt een aantal symptomen aan en je diagnose rolt er uit. Ook de behandeling is vaak meteen duidelijk: een paar weken in het gips en dan voorzichtig revalideren.
Met psychische klachten ligt dat allemaal ingewikkelder, die zijn behalve persoonlijk ook meestal vager en moeilijker te omschrijven. Daarnaast kan er grote onduidelijkheid zijn over de oorzaak van de klachten en spelen meerdere factoren daarbij een rol. Wat die factoren zijn is voor iedereen anders, hoe de klachten ervaren worden ook. Dat moet je dus per persoon in kaart brengen, en hier vervolgens de behandeling op aan laten sluiten.
Wat iemand nodig heeft kan sterk verschillen. Sommigen hebben bijvoorbeeld veel baat bij goede trauma-verwerking, terwijl de ander eerst aan goede huisvesting geholpen moet worden voor die daar überhaupt aan toe is.
Standaard oplossingen werken voor standaard problemen, niet voor klachten die uiterst persoonlijk zijn en niet kunnen worden losgekoppeld van de context waarin ze zijn ontstaan.
Schizofrenie is geen vast omschreven ziekte
De DSM-5 waarschuwt nadrukkelijk dat we niet moeten denken dat het bij schizofrenie gaat om een objectieve, vast omschreven ziekte. Dat kan ook niet, want de criteria voor de diagnose veranderen met elke revisie van de DSM en elk internationaal classificatiesysteem heeft zijn eigen criteria voor schizofrenie.
Tot 2013 werd nog onderscheid gemaakt in vijf subtypen van schizofrenie: het paranoïde, gedesorganiseerde, katatone, chronische type en ongedifferentieerde type. Inmiddels zijn wetenschappers het er over eens dat er geen duidelijke verschillen zijn tussen de vijf subtypen en zijn deze in de nieuwste versie van de DSM dan ook geschrapt. In plaats daarvan wordt nu gesproken over een schizofreniespectrum.