Robin Achterhof is recent gedoctoreerde coördinator van het SIGMA-project van het Centrum voor Contextuele Psychiatrie KU Leuven. In deze blog vertelt hij ons iets over de link tussen de sociale levens van jongeren en hun geestelijke gezondheid.
De puberteit, of adolescentie, is een ongelooflijk belangrijke fase voor je ontwikkeling. Niet alleen is het de tijd waarin je onafhankelijker wordt van je ouders en meer naar je vrienden toetrekt, het is ook een cruciale periode voor het ontstaan van eerste psychische klachten.
Dagelijks sociaal leven
Om beter te kunnen begrijpen hoe het nu komt dat sommige jongeren psychische klachten ontwikkelen, maar anderen niet, heb ik me in mijn doctoraatsonderzoek gericht op hun dagelijkse sociale levens. Het is immers in je dagelijkse contact met anderen dat je voor het eerst kan merken dat je mogelijk psychische problemen hebt.
Binnen het SIGMA-onderzoek dat ik heb mogen helpen opzetten, hebben we een kleine 2.000 Vlaamse jongeren hiervoor bevraagd, op dagdagelijks niveau. Wat dit betekent, is dat deze deelnemers op willekeurige momenten – bijvoorbeeld, wanneer ze thuis, op school, of bij vrienden waren – een melding op een gsm kregen die hen vroeg enkele vraagjes in te vullen over hoe ze zich op dat moment voelden, wat ze dachten en deden, en met wie ze waren. Op deze manier hebben we een beeld kunnen verkrijgen van zowel de kwantiteit van dagelijks sociaal gedrag (dus, hoeveel zijn jongeren met anderen?), als van de kwaliteit ervan (hoe voelen jongeren zich wanneer ze met anderen zijn, en wat denken ze van die anderen?).
Ouderschap en sociaal leven van jongeren
Vervolgens heb ik deze informatie gebruikt om meer inzicht te krijgen in een aantal verschillende vragen. Als eerste: hoe houdt opvoeding verband met de sociale levens van jongeren? We denken namelijk dat ouders ontzettend belangrijke vormgevers zijn van hoe je, sociaal gezien, in het leven staat, maar op welke manier en in welke mate is dit ook echt zo? In mijn doctoraat heb ik gekeken naar drie belangrijke vormen van ouderschap: responsiviteit, of de zorg en aandacht die een ouder voor een kind heeft; psychologische controle, waarbij een ouder de individualiteit van het kind ondermijnt; en autonomie-ondersteuning, waarbij kinderen worden aangemoedigd om, waar het kan, hun eigen keuzes te maken. Wat ik zag, was in ieder geval dat deze verschillende vormen van ouderschap weinig te maken hadden met hoeveel jongeren contact hadden met anderen in hun dagelijkse sociale interacties. In plaats daarvan leek ouderschap meer te maken te hebben met hoe jongeren hun sociale leven ervaren: de jongeren die aangaven met meer responsief en autonomie-ondersteunend ouderschap te zijn opgevoed, en met minder psychologische controle, ervoeren hun dagelijkse sociale gezelschap als positiever.
Dagelijkse sociale interacties en het verband met psychische problemen
We zagen iets soortgelijks wanneer we vervolgens keken naar het verband tussen die dagelijkse sociale interacties en psychische problemen: Het was vooral de kwaliteit (en in mindere mate, de kwantiteit) van sociale interacties die gelinkt waren aan de psychische problemen die jongeren rapporteerden. Hoewel we nog beter moeten uitzoeken hoe dit nu komt (zijn die veranderde sociale interacties hier bv. oorzaak of gevolg van psychische problemen?), geven deze bevindingen wel het mogelijke belang aan van het focussen op de kwaliteit i.p.v. kwantiteit van sociaal gedrag in de vroege ontwikkeling van mentale-gezondheidsklachten.
Online interacties versus face-to-face interacties
Omdat sociaal gedrag tegenwoordig ook grotendeels online plaatsvindt, was ik ook benieuwd hoe zulke online interacties anders worden ervaren dan zogeheten ‘face-to-face’ interacties. We gaan er namelijk vaak vanuit dat het nodig is om de ander echt te zien om een goede sociale ervaring te hebben, maar in hoeverre is dit ook zo? Wat we in de SIGMA-groep zagen was het volgende: Jongeren rapporteerden de meeste positieve en de minste negatieve emoties wanneer ze face-to-face contact hadden (vergeleken met online sociaal contact), maar ook meer positieve emoties wanneer ze online sociaal contact hadden dan wanneer ze alleen waren. Dit wijst erop dat er – in het moment zelf – een mogelijk voordeel is van online sociaal contact, maar ook dat elkaar in het echt zien toch een kwalitatief andere, positievere, ervaring is.
Kwaliteit boven kwantiteit
Al het onderzoek dat ik tot nu toe beschreef ging over de situatie van voor de COVID-19 pandemie. Sindsdien hebben we natuurlijk enorm veel meegemaakt, met maatregels die een mogelijk grote impact hebben gehad op zowel onze sociale levens als onze geestelijke gezondheid. Daarom heb ik me hier samen met mijn collega’s in een opvolging van het SIGMA-onderzoek in begin mei 2020 op gericht. Verbazingwekkend genoeg zagen we dat psychische klachten lager waren dan verwacht, vooral angstklachten leken afgenomen te zijn van voor de pandemie naar mei 2020. Een mogelijke verklaring voor deze initiële weerbaarheid ligt in veranderingen in de sociale levens van jongeren: We zagen namelijk tegelijkertijd hoe de gemiddelde kwaliteit van dagelijkse sociale interacties ook was toegenomen (terwijl de kwantiteit was afgenomen), en hoe deze kwaliteit een sterker verband hield met psychische klachten tijdens de pandemie vergeleken met de situatie ervoor.
Goed contact met anderen is noodzakelijk
Tezamen leren deze resultaten ons vooral hoe belangrijk het is om kwaliteitsvolle sociale interacties te hebben, en hoe hierop in te zetten om de ontwikkeling van psychische klachten mogelijk te remmen. Dit is vooral belangrijk nu de pandemie lang is blijven aanhouden, en nu de negatieve impact op de geestelijke gezondheid van jongeren daadwerkelijk zichtbaar is geworden in de cijfers. In goed contact met anderen zijn is namelijk een absolute nood – vooral voor jonge mensen.
Lees ook Impact van de pandemie op jongeren en het belang van de ouder-kind relatie en Hoe gaat het in coronatijden met jongeren
Het team van het Centrum voor Contextuele Psychiatrie onder leiding van Professor Inez Germeys verzorgt regelmatig een blog over nieuwe ontwikkelingen in de wetenschap op het gebied van psychiatrie in het algemeen en psychose in het bijzonder.
Reacties: