Ingelise D heeft een dubbele pet van zowel ervaringsdeskundige in opleiding te zijn als ex-hulpverlener. In een paar blogs vertelt zij haar levensverhaal en waarom zij de stap zette naar ervaringswerk. In deze blog vertelt ze welke meerwaarde als opvoedster had voor haar later ervaringswerk.
Aanpassingsstoornis
In mijn vorige blog schetste ik mijn leven tot mijn 33ste jaar. In deze periode had ik het niet gemakkelijk, maar de psychische kwetsbaarheid viel nog niet op. Ik functioneerde als echtgenote, huisvrouw, moeder en in al mijn jobs. Behalve in 2001 lukte het niet. Vier maanden na de geboorte van onze dochters moest ik terug 38 uur meedraaien in dag- en nachtshifts als hoofd van een team. Niet haalbaar dus. Het resulteerde in een opname in een gewoon ziekenhuis waar ik een week verbleef omdat ik totaal overspannen was. De diagnose was ‘aanpassingsstoornis’ en samen met een psycholoog nam ik daarna mijn tijd om te zien hoe ik mijn werk beter kon rijmen met mijn nieuwe gezinssituatie. Namelijk die waarin onze twee baby’s ons meermaals deden opstaan. Drie jaar lang. Vijf nachten op zeven. Fulltime werken werd parttime en dat scheelde veel.
Ervaringen als opvoedster
Daarna bleven mijn peuterdochters zo veeleisend dat ik er de thuisbegeleidingsdienst bijhaalde om dit in goede banen te krijgen. Ik moest mij ook meermaals terugtrekken in mijn bed om te bekomen: 1 tot 3 dagen per maand met uitputtingsverschijnselen of een griep waarbij mijn echtgenoot verder ploeterde en voor ons allen zorgde. Als professional ondervond ik in mijn jobs als orthopedagoog, hoofdopvoedster, PAB- of zorgconsulent hoeveel er moest opgeschreven worden na een dag werken met allerlei mensen met een mentale beperking, hun familie of het team. Of hoezeer de taal die collega’s gebruikten in een verslag te vaak vertrekt vanuit tekortkomingen en hoe allergisch ouders hier vaak op reageerden. Zelf moest je als professional bijna half heilig zijn om je geduld te bewaren bij de zoveelste ruzie tussen twee bewoners. Of bij een familie die vond dat we de aanpak niet deden zoals zij het wilden. Ik besefte het toen nog niet, maar hier ervaringen opdoen was een voordeel toen ik later besloot als ervaringswerker aan de slag te gaan.
Niet oké met mijn psychische kant
Toch was er al een duidelijk signaal gekomen dat er iets niet oké was met mijn psychische kant: het gedicht dat ik bij deze blog gepubliceerd heb, getuigt van mijn allereerste teken van suïcidaliteit. Bijna afgestudeerd ontbrak het mij chronisch aan een partner en dus ook aan affectie, een luisterend oor, samen wandelen maar ook aan seks. Ik was een laatbloeier op dat vlak omdat avontuurtjes of wat experimenteren in de puber- en studententijd mij totaal niet interesseerden. Bovendien was ik niet populair bij het andere geslacht noch aantrekkelijk gekleed. Je kent het wel: als het dan klikte, was ik the best friend, never the lover. Dus gaf ik mij 110% in mijn studies, in gewone vriendschappen en bouwden de frustraties zich op. En de vermoeidheid. En de uitputting. Steeds dieper. Tot dit gedicht uit mijn diepste lijden zich een weg borrelde naar het zichtbare. Twee dagen voor ik deze blog schreef, las ik dit stukje papier opnieuw. Welke datum stond daar links boven? 24/01/1996 … Exact tien jaar later werd mijn zoon geboren. Met hem voelde ik dat ons gezin af was. Kinderen zijn een enorm sterke band om het leven met al zijn uitdagingen te willen overleven. In mijn volgende blog zal ik tonen hoe herstel ook een maatschappelijke component heeft die vaak genegeerd wordt door het beleid.
De herstelfasen volgens Dröes
Wat zegt dit over de herstelfases zoals Jos Dröes die omschrijft?
De eerste fase is wanneer je psyschische kwetsbaarheid je hele leven op meerdere vlakken (= wonen, op het werk, in je relatie, financieel, relationeel …) onderuit en overhoop haalt. Tot mijn 33ste was daar dus geen sprake van. Ik had moeilijke momenten zoals zoveel jonge vrouwen die aan een gezin begonnen, maar samen met mijn man kon ik dat relatief goed opvangen. Maar vanaf 2007 nam mijn psychische kwetsbaarheid het van mij over. Eén jaar na de geboorte van mijn zoon vroeg ik de scheiding aan, ging op mezelf wonen en crashte diep na 4 maanden. Om twee redenen besloot ik er een einde aan te maken in de lente van dat jaar. Omdat ik overtuigd was “dat ik het psychisch niet in me had om nog verder te leven” en omdat ik intuïtief aanvoelde dat wanneer de psychiatrie mij zou ‘hebben’ ze me helemaal zou kapot maken. Niet het beeld van mijn kinderen maar wel van de ontreddering van mijn zus deed mij in mijn poging stoppen. Ik belde mijn moeder op en twee dagen later, exact op mijn 34ste verjaardag gingen we naar een befaamd psychiatrisch universitair ziekenhuis voor een opname. Wat daar gebeurde, bevestigde hoe nefast de psychiatrie helaas kan zijn wanneer ze een diagnose geeft en volhardt in haar evidence based aanpak.
No way
Meer details lees je in een volgende blog waarbij ik uit mijn elf maanden verblijf maar één iets had opgestoken: no way dat ik zoals sommige vrouwen daar zou blijven jammeren en klagen. Herstelfase 2 en 3, daar ging ik voor 🙂
Lees ook Ingelises vorige blog.
Reacties: