Daphne Tuyaerts en Steffie Schoefs werken voor het Centrum voor Contextuele Psychiatrie aan de KU Leuven. Ze zijn als onderzoeksassistenten betrokken bij het DAILY-project, Detection of Acute rIsk of seLf-injurY, onder leiding van dr. Glenn Kiekens.
Binnen het DAILY-project wordt nagegaan hoe veranderingen in gedachten, gevoelens en gedrag op korte termijn aanleiding kunnen geven tot het ontstaan van zelfverwondend gedrag. Uit eerder onderzoek blijkt dat zelfverwondend gedrag vaak niet op zichzelf staat, maar gepaard kan gaan met (een drang naar) het stellen van allerlei gerelateerde gedragingen, zoals suïcidaliteit. Maar wat als een deelnemer aangeeft suïcidaal te zijn? Hoe ga je daar binnen onderzoek mee om?
Deelnemers betrekken in het onderzoek
In het DAILY-project betrekken we deelnemers die ooit in hun leven zelfverwondend gedrag gesteld hebben en hier in de afgelopen maand nog drang toe gevoeld hebben. Daarnaast moeten deelnemers op het moment dat ze instappen in de studie (intake) ook opgevolgd worden door een behandelaar, wiens klinische inschatting we mee in rekening brengen bij het al dan niet betrekken van nieuwe deelnemers. Tijdens de intakefase brengen we onder meer de mate van zelfverwonding en suïcidaliteit in kaart. We vragen ook aan de deelnemers om een persoonlijke inschatting te geven van het risico op een suïcidepoging tijdens de duur van het onderzoek, rekening houdend met verschillende contexten (bv. “Hoe zeker ben je dat je in de komende vier weken zelfdodingsgedachten onder controle zou kunnen houden als een belangrijke relatie stukloopt?“). Er wordt echter geen onderscheid gemaakt tussen deelnemers die een laag of hoog suïciderisico rapporteren. Doorheen het DAILY-project worden namelijk steeds dezelfde onderzoeksprocedures en veiligheidsprotocollen gehanteerd.
Zelfmonitoring
Omdat we zelfverwondend gedrag zoveel mogelijk willen kunnen begrijpen vanuit de persoonlijke ervaring van diegenen die hiermee worstelen bevragen we deelnemers in hun dagelijkse leven. Deelnemers vullen daarom gedurende 28 dagen zesmaal per dag een vragenlijst in op hun smartphone, via de m-Path app van KU Leuven. In deze zelfmonitoringsvragenlijst wordt onder meer gepeild naar de gedachten, gevoelens, zelfverwondingsdrang en suïcidaliteit die deelnemers op een welbepaald moment ervaren.
Als deelnemers aangeven een hoge drang tot zelfdoding te ervaren en daarnaast ook stellen dat zij het gevoel hebben niet te kunnen weerstaan aan deze drang of er weinig controle over hebben, wordt er een veiligheidsprotocol geactiveerd.
Veiligheidsprotocol
Het is belangrijk dat je als onderzoeker op voorhand goed nadenkt over een veiligheidsprocedure voor het geval er zich een acuut risico op suïcidaliteit stelt bij een deelnemer. Het is namelijk ethisch niet verantwoord als je deze informatie ‘in real-time’ bevraagt, om er vervolgens niet naar te handelen.
Binnen het DAILY-project omschrijven we deze procedure als het ‘veiligheidsprotocol’. Wanneer bovengenoemde combinatie van een hoge drang en lage zelfcontrole zich voordoet op vlak van suïcidaliteit, ontvangen de onderzoekers een automatische waarschuwingsmail vanuit de app. Deelnemers worden via de vragenlijst ook gevraagd om een korte schets te geven over wat maakt dat ze op een welbepaald moment een verhoogde mate van suïcidaliteit ervaren. Deze informatie wordt door de app mee opgenomen in de waarschuwingsmail.
De onderzoekers proberen de veiligheidsmeldingen vanuit de app zo nauw mogelijk op te volgen. Bij ontvangst van een waarschuwingsmail nemen we zo snel mogelijk contact op met de behandelaar of het verplegend team indien de deelnemer op een residentiële afdeling verblijft. We bespreken dat er een suïciderisico gerapporteerd werd en delen ook de overige informatie die in de waarschuwingsmail beschreven staat. Zo kan de behandelaar een geïnformeerde inschatting maken van het acute risico en bekijken welke stappen er eventueel ondernomen moeten worden. De inschatting van het risico gebeurt met andere woorden hoofdzakelijk door de behandelaar, aangezien die de deelnemer kent en er een therapeutische relatie mee heeft opgebouwd. Indien we de behandelaar niet meteen kunnen bereiken neemt één van de klinisch psychologen die verbonden zijn aan het onderzoeksteam rechtstreeks contact op met de deelnemer, om vervolgens samen na te gaan welke stappen er nodig zijn om zijn/haar veiligheid te kunnen garanderen bv. steun zoeken bij belangrijke anderen of contact opnemen met relevante hulpdiensten zoals De Zelfmoordlijn, de huisarts, de spoedgevallendienst, ….
Als een minderjarige participant een suïciderisico rapporteert en de behandelaar niet bereikbaar is, brengen we de ouders van de participant op de hoogte. Alle betrokken partijen worden voorafgaand aan het onderzoek geïnformeerd over deze veiligheidsprocedure. Het is namelijk belangrijk om de verwachtingen rond het veiligheidsprotocol voldoende op elkaar af te stemmen en transparant te zijn tegenover de deelnemers over welke informatie op welk moment gedeeld zal worden met hun behandelaar of ouders.
De brug tussen onderzoek en praktijk
Een onderzoek zoals het DAILY-project vraagt om een nauwe en transparante samenwerking tussen het onderzoeksteam en de behandelaars in de klinische praktijk. Om klinisch relevant en omvattend onderzoek te kunnen doen naar thema’s zoals zelfverwonding en suïcidaliteit is het noodzakelijk dat dit onderzoek ook toegankelijk is voor participanten die hier een geleefde ervaring mee hebben. Hiervoor dient er echter voldoende ondersteuning en veiligheid geboden te worden doorheen hun deelname aan het onderzoek en hierin spelen de behandelaars vaak een cruciale rol. Daarbovenop vormt zulk klinisch relevant onderzoek de basis voor nieuwe ontwikkelingen op vlak van (digitale) therapeutische interventies, waarmee terug de brug naar de klinische praktijk gemaakt wordt.
Denk je aan zelfmoord of heb je nood aan een gesprek, dan kan je 24/7 terecht bij de Zelfmoordlijn via het nummer 1813 en via deze link of bij Tele-Onthaal via het nummer 106 en via deze link.
Reacties: