Merel is een 24-jarige Master in de Taal- en Letterkunde. Een zwarte gordel judo. Een schrijfster. Een dierenvriend. Een natuurliefhebber. En iemand met een psychische kwetsbaarheid. Geconfronteerd met teveel onbegrip vond ze het nodig de strijd aan te gaan met het ver doorgedrongen taboe rond psychische problemen.
Ik kamp al twaalf jaar met psychische problemen. In die twaalf jaar sprak ik met verschillende hulpverleners en werd ik op verschillende manieren begeleid. Hét grote antwoord is er niet. Of ik heb het toch nog niet gevonden. En geloof me, ik heb écht al veel geprobeerd: extreem gezond leven zowel op vlak van voeding als op vlak van beweging, mindfulness, meditatie, dankbaarheidsdagboeken, gewone dagboeken, dagboek-apps, cranio-sacrale behandelingen, verschillende vormen van massage, enzovoort enzovoort. Het waren methodes die elk op hun manier ‘iets’ deden, maar wat precies was nooit helemaal duidelijk. En als ik er nu op terugkijk, zijn het niet die zaken die me de kracht gaven om door te gaan. Nee.
De kracht om door te gaan
Het was mijn leerkracht Nederlands in het tweede middelbaar die niet alleen wanneer ze les aan me gaf, maar vooral ook in de jaren daarna, tijd nam om naar me te luisteren. Niet alleen in korte gesprekjes voor of na de les, maar ook elke maandag over de middag. Of via Smartschool.
Het was mijn klastitularis uit het eerste middelbaar die tijdens mijn moeilijke schooljaren de eenzaamheid verdreef door brieven naar me te schrijven en door samen naar het museum te gaan.
Het was mijn vriend in het zesde middelbaar die zonder al te veel uitleg begreep dat ik het soms moeilijk had. En hoewel hij geen woorden had om me te troosten en geen idee had wat ik doormaakte, bleef hij onvoorwaardelijk vriend en hadden we onvoorwaardelijk veel plezier.
Het was de professor die in mijn eerste jaar universiteit regelmatig mails naar me stuurde om te vragen of ik oké was, nadat ik haar vertelde over de paniek en de vele angsten. Diezelfde professor die tijdens de les naast me kwam staan als ze me zag panikeren. Diezelfde professor die mijn moed erkende en vol overtuiging voor me supporterde.
Het was de vriendin die me niet alleen ‘succes’ wenste toen ik op intake ging bij het CGG, maar die gewoon meeging tot aan het gesprek, omdat ik het alleen te eng vond.
Het was mijn kotgenote die keer op keer mijn kamer binnenkwam om me van de grond te rapen, om me te troosten, om voor me te zorgen wanneer ik er zelf niet meer toe kwam.
De kracht van verbondenheid
Wat ik wil zeggen is dat herstel ontstaat in verbinding met anderen en niet in de zogezegde maakbaarheid van het individuele geluk. Ik zei het vijf jaar geleden al en ik blijf het zeggen: “Als iedereen wat luider huilt, dan kunnen we misschien wat harder troosten en dan relativeren we misschien meer”. In verbinding met anderen kunnen problemen minder overweldigend worden en leren we het kleine ongeluk aanvaarden als normaal. Als we dat niet doen, dan worden teveel problemen onoverkomelijk groot en blijven we massaal rennen naar professionelen die we betalen om te luisteren. En ik zeg niet dat daar iets mis mee is, integendeel, ik praat elke week met professionele hulpverleners. Ik geloof alleen dat het uiteindelijke herstel resultaat is van oprechte verbindingen tussen mensen onderling, van de kleine en grote gebaren, de kostbare en kwetsbare momenten tussen mensen die elkaar liefhebben. Van het hand op je schouder en de knuffel die je net nodig had.
Wat ik wil zeggen is dat we elkaar kunnen dragen en dat we elkaar niet alleen moeten vinden in de grootse successen, maar vooral ook in de pijn, het verdriet, de kwetsbaarheid. Daar begint het helen, van daaruit ontstaat er kracht.
Reacties: