
Katia De Lamper is psycholoog en kampt zelf met psychosegevoeligheid. Ze blogt regelmatig voor PsychoseNet en staat vandaag stil bij een bijzonder spanningsveld.
Heel wat mensen worstelen met de keuze tussen injectie of dagelijkse inname van medicatie. Verlies je een stuk autonomiteit via een injectie of onderwerp je je liever aan een verpleegkundige die de medicatie-inname dagelijks controleert? Velen zullen dit spanningsveld en de onvrede met de overmedicalisering door het gediagnosticeerd worden met een heleboel DSM-stoornissen, (h)erkennen, legt Katia De Lamper uit.
Spanningsveld bij schizofrenie (*lees over de betere term psychosegevoeligheid)
Een jaar geleden werd mijn psychiatrische stempelverzameling uitgebreid met een prestigieus, maar ongewenst label: schizofrenie*. Niet dat ik een gebrek had aan deze ‘onderscheidingen’. Gedurende de afgelopen vijfentwintig jaar had ik al een rijke collectie opgebouwd. Niet alleen Panini-voetbalstickers van het WK 1996 of de felbegeerde zilveren Pikachu uit de Pokémonreeks sierden mijn albums, maar ook een verzameling DSM-labels, zorgvuldig bevestigd door psychiaters en voor altijd ingekrast in mijn medisch dossier.
DSM-diagnose, een slopende ondermijning van eigenwaarde
Toch is er een fundamenteel verschil tussen deze verzamelingen. Waar ik vroeger een opwindende blijdschap voelde bij het ontdekken van een nieuwe sticker van Marc Degryse of Charizard, bracht elke nieuwe DSM-diagnose een bittere nasmaak mee. Een verklaring, ja, maar ook een slopende ondermijning van eigenwaarde. Een DSM-sticker is niet zomaar een sticker. Het is een etiket dat zich vastzuigt, definitief, alsof het de verwering van de psyche documenteert in een bureaucratisch archief.
Collectie Diagnoses, negen stempels
Een korte inventaris van mijn ‘Mental Diseases’:
1. Borderline Persoonlijkheidsstoornis (voorlopig, later weerlegd)
2. Post-Traumatische Stress Stoornis
3. Aandachtstekortstoornis met Hyperactiviteit en Impulsiviteit
4. Dissociatieve Identiteitsstoornis
5. Kortdurende Psychotische Stoornis
6. Schizo-affectieve Stoornis
7. Schizofreniforme Stoornis
8. Psychotische Stoornis Niet Anders Omschreven
9. Schizofrenie*
Negen stempels. Een beklemmend besef. Niemand wordt hier euforisch van, en ik al helemaal niet. Toch weet ik intussen dat mijn verzet tegen het nieuwste label mij nergens heen leidt. Wat rest, is acceptatie. Maar acceptatie is geen statisch gegeven. Het is een proces, een voortdurend aftasten van grenzen, vooral wanneer therapietrouw in het vizier komt.
Reduceren of stopzetten van medicatie
Na mijn laatste psychotische episode was de conclusie van mijn behandelaars helder: mijn neiging tot het reduceren of stopzetten van medicatie resulteert in een destructieve cyclus, waarbij nieuwe crisisopnames een noodzaak worden. Niet direct, maar binnen enkele weken sijpelen de psychotische symptomen opnieuw binnen, en voor ik het weet, bevind ik mij weer volop in de helse dimensie. Om deze vicieuze cirkel te doorbreken, werd mij een lastige keuze voorgelegd:
1. Een maandelijkse intramusculaire injectie die zorgt voor een constante bloedspiegel, geen dagelijkse inname-problemen en minder kans op terugval.
2. Dagelijkse medicatiecontrole aan huis door een verpleegkundige die elke ochtend even langskomt, de handeling observeert en opnieuw verdwijnt.
In theorie zou de eerste optie de meest logische zijn: minder kans op vergeten, minder afhankelijk van momentane motivatie, meer stabiliteit. Toch koos ik voor de tweede. Waarom?
Ik had nog controle over mijn handeling, hoe minimaal ook
De keuze voor dagelijkse controle was niet louter praktisch. Het was een emotionele beslissing, een compromis tussen autonomie en noodzaak. Een injectie voelde definitief, als een overgave aan een systeem waarin ik mijzelf niet altijd thuis voel. Ik had nog controle over mijn handeling, hoe minimaal ook. Maar al snel ervoer ik de ongemakkelijkheid van het dagelijks gecontroleerd worden: de blikken, het besef dat iemand anders toezicht moest houden op iets wat ‘mijn verantwoordelijkheid’ zou moeten zijn. Het voelde vernederend, als een voortdurende bevestiging van mijn falen in zelfzorg. Ironisch genoeg bracht die ervaring me dichter bij een onvermijdelijke realisatie: de werkelijke keuze was niet tussen injectie of dagelijkse inname, maar tussen stabiliteit en de illusie van controle. Mijn psychiater had gelijk. Niet door dwang, maar door ervaring begon ik zelf in te zien dat therapietrouw geen externe verplichting is, maar een interne noodzaak.
Misschien is therapietrouw geen nederlaag, maar een overwinning?
Hier rijst een intrigerende gedachte: is therapietrouw niet gewoon de sleutel tot ziekte-inzicht? Hoe langer iemand consequent medicatie neemt, hoe meer stabiliteit wordt ervaren. Hoe meer stabiliteit, hoe sterker het besef van het nut ervan. En hoe sterker dat besef, hoe groter de bereidheid om therapietrouw te blijven. Een paradoxale cirkel, ditmaal in positieve zin. Misschien is therapietrouw geen nederlaag, maar een overwinning. Niet van de psychiatrie op de vrije wil, maar van de persoon op zijn eigen terugkerende chaos. Niet een opgave, maar een keuze – een keuze die, wanneer ze lang genoeg wordt volgehouden, een brug slaat tussen wantrouwen en inzicht. Misschien is ziekte-inzicht niet een voorwaarde voor therapietrouw, maar het onvermijdelijke gevolg ervan. Misschien is dat de echte overwinning: niet het gevecht tegen medicatie, maar het erkennen van wat die medicatie kan betekenen. Niet voor de artsen, niet voor het systeem, maar voor mezelf.
* Doorheen de blog wordt het woord schizofrenie gebruikt door de gastblogger. PsychoseNet België vermijdt het gebruik van deze term omdat de term stigmatiseert. Het begrip psychosegevoeligheid is juister en genuanceerder en staat perspectief op herstel niet in de weg. Lees via de respectievelijke linken meer hierover.
Reacties: